Over deze tocht is eind 2006 mijn vierde boek Dumela verschenen.
We zijn op weg naar de Malasela-pas, die boven de drieduizend meter ligt. Naarmate we hoger komen, wordt het guurder. Het begint te sneeuwen, recht in onze gezichten. De sneeuw blijft liggen en vormt een fluwelen tapijt op de berghellingen. In het midden van de weg zijn twee sporen platgereden sneeuw zichtbaar, getrokken door een witte pick-up die ons net inhaalde. Op sommige stukken asfalt ligt een dun laagje ijs. Gevaarlijk. De banden verliezen hun grip op het wegdek en ik glijd daar overheen op mijn Koga. Het voelt als schaatsen, je zet even kracht en zonder inspanning glijdt en rolt de fiets door. Er zijn gedeeltes met pasgevallen sneeuw dat nog mul is. Ik trap rustig door, maar Marijke vind het eng. Zij kruipt omhoog.
Ik zie dat haar achterwiel soms wegglijdt als ze teveel kracht zet. ‘Schat, , probeer heel voorzichtig door te trappen en vooral heel kalm en continu rondjes te draaien.’ Dit is tegen dovemansoren gezegd. Ze is bang om te vallen. Het lukt mij wel om te blijven fietsen, zij het op mijn lichtste verzet. Door heel geconcentreerd zigzaggend over de weg te fietsen en voorzichtig kracht te zetten, slipt mijn achterwiel net niet door. Al moet ik bij de uiteinden van de zigzagjes wel ruim sturen en klik dan uit voorzorg mijn voeten los van de pedalen. Dat is niet voor niets, want een paar keer glijdt het achterwiel bij zo’n flauwe bocht schuin weg. Dan ben ik nog net op tijd om de fiets met mijn voet te corrigeren. Af en toe stap ik af en loop ik terug. Dan gaat Marijke op de fiets zitten en duw ik haar vooruit tot ik weer bij mijn fiets ben. Dan gaat ze een stukje fietsend omhoog, totdat ze het niet meer volhoudt of te bang is om te vallen en dus weer gaat lopen. We vorderen langzaam. Meter voor meter, omwenteling na omwenteling, dan weer voorzichtig fietsend, dan weer duwend.
De witte pick-up die ons inhaalde duikt opeens weer in de sneeuw voor ons op. Hij komt niet verder omhoog; zijn achterwielen glijden weg. Als we hem voorbij zijn, keert hij om en glibbert terug naar beneden. Met iedere meter die we stijgen breken we ons hoogterecord, dat ligt op zo’n 2600 meter in het Pakistaanse Himalaya. Uiteindelijk doorbreken we de magische 3000 meter grens. Ik kan het precies op mijn hoogtemeter bijhouden.
Het fluwelen tapijt van vanochtend is in mijn beleving veranderd in een kil wit zeil. De lucht zit pottdicht. Het waterige zonnetje breekt niet door de dikke luchtlaag heen. Door de sneeuw wordt het steeds neveliger en we kunnen niet ver kijken.
Aan mijn bidon hangt een bevroren waterdruppel. Het is echt alleen maar klimmen geblazen. Er is geen enkel vlak stukje, laat staan een stukje naar beneden. Zolang we in beweging blijven, houden we het wel warm, maar als ik even stilsta om uit te hijgen, merk ik algauw dat het ver onder nul is. Doorgaan is ons motto. De sneeuw wordt allengs dichter, het zicht wordt minder en het wegdek gladder. We zijn op de Malasela-pas op 3220 meter hoogte en ik maak een foto. Binnen een minuut ben ik zo afgekoeld dat mijn vingers pijn doen van de kou.
Marijke raakt bevangen door de kou en wil gaan zitten om zich over te geven aan de slaap die haar de kou in trekt. Ze is versuft, ze wil hier blijven en geen meter verder meer fietsen. Ik besluit om rechtsomkeert te maken. Terug naar beneden, terug naar de warmte. Dat is het verschil tussen solo-fietsers en een fietsend stel zoals wij. Als je in je eentje fietst, ga je door tot je er bij neervalt en negeer je de gevaren. Als je met je geliefde fietst, neem je minder risico. Niet voor jezelf, maar voor degene van wie je houdt en die je niet wilt missen.
De eerste etappe van de terugtocht is geen pretje. Het gaat over het besneeuwd en beijzeld wegdek. Ik laat mijn Koga vooruit rollen en ik ben bang. Mijn vingers doen nog steeds pijn van de kou.’Wat is dit eigenlijk voor gekkenwerk,’ denk ik, ‘volgende keer maar weer naar de tropen?’ We passeren een zwaarbeladen vrachtwagen met aanhanger. Zijn aandrijfwielen slippen constant. Langzaam zien we hem achteruit de berghelling afglijden. Hoe het afloopt weten we niet, want wij glijden door. Naar beneden. Naar de warmte.
Hieronder een kaart die wij dit jaar gekregen hebben. En raad eens? Marijke en ik staan er op.