In november en december hebben wij een reis door Chili gemaakt. Misschien komt het door mijn afkomst (ik ben geboren op Texel), maar Patagonië heeft al vanaf mijn kinderjaren tot mijn verbeelding gesproken. Ik ben nu 45 en het werd tijd om te gaan.
Santiago de Chili, de hoofdstad, ligt ongeveer halverwege het land. Naar mijn idee was dat een mooi startpunt om het gevoel te krijgen naar het uiterste zuiden van de bewoonde wereld te fietsen. Helaas konden we de reis niet in één keer kunnen maken, daarvoor hebben we drie maanden nodig. We zijn halverwege (vanaf Coyhaique) teruggevlogen en willen de reis volgend jaar vanaf daar weer oppakken.
De voorbereidingen begonnen met het uithoren van vrienden en klanten van ‘De Vakantiefietser’, het bestuderen van kaarten en reisgidsen, het plannen van de route, en het lezen van reisboeken als Bruce Chatwin’s ‘In Patagonië’ en Isabel Allende’s ‘Herinnering aan mijn Chili’ en ‘Ines, vrouw van mijn hart’:
“De centrale vallei is het welvarendste gedeelte van ons land, een gebied waar druiven en appels groeien, met een opeenhoping van industrie en een derde van de totale bevolking, merendeels woonachtig in de hoofdstad. Op deze plaats werd Santiago in 1541 gesticht door Pedro de Valdivia, die zich na een voettocht van maanden door de dorre streken van het noorden in de tuin van Eden beland waande.
In Chili is alles samengebald in de hoofdstad, ondanks de inspanningen van diverse regeringen, die een halve eeuw lang hebben getracht de provincies macht te geven. Het lijkt wel of wat niet in Santiago gebeurt niet van belang is, terwijl het leven in de rest van het land toch oneindig veel prettiger en rustiger is.
De zuidelijke zone begint in Puerto Montt, op veertig graden zuiderbreedte, een sprookjesachtig gebied vol bossen, meren, rivieren en vulkanen. Regen en nog eens regen voedt de warwinkel aan vegetatie van het koude oerwoud, waar onze inheemse bomen groeien, duizend jaar oud maar nu bedreigd door de houtindustrie. Op weg naar het zuiden komt de reiziger door vlakten die worden gegeseld door gure winden; dan verkruimelt het land tot een snoer van onbewoonde eilanden en melkwitte nevelflarden, een doorhof van fjorden, mini-eilandjes, kanalen, water aan alle kanten. De laatste stad op het vasteland is Punta Arenas, belaagd door alle winden, ruig en fier, het gelaat gewend naar de eenzame vlakten en de eeuwige sneeuw.”
(Isabel Allende, ‘Herinnering aan mijn Chili’)
————————————————————————————————————————–
Voorbereiding
Grappig om te zien hoe ik naar een reis toeleef en hoe Carla dat doet. Een maand voor vertrek krijgt Carla het op haar heupen en wordt ze zenuwachtig. Het liefst wil ze meteen die avond alle tassen al inpakken en naast de deur zetten!
Na een woelige nacht zeg ik: “Weet je, we gaan gewoon even zitten, we stellen een nieuwe paklijst samen en kijken wat we nog moeten kopen.” Dan keert de rust weer terug in huize Schuijt-Van Tatenhove.
Voor Carla is het ’n reis waar ze al jaren van droomt en dan ook nog eens met haar droomman, ahum, ik dus:-). Ik heb niets met Chili, of beter gezegd had, en dat vond ze soms maar lastig. Eerlijk en rechttoe-rechtaan als ik ben, kan ik niet toneelspelen en kon niet meegaan in haar enthousiasme. Maar Carla kreeg steun van klanten in de winkel. Inmiddels heb ik zoveel mooie verhalen gehoord dat deze Schuijt geheel overstag is. En Marianne Vincken vindt zelfs dat Chili, naast Lesotho, een van de mooiste landen is waar ze heeft gefietst.
Carla en ik hebben un pocito Spaans geleerd zodat wij weten hoe wij: “Langzamer alstublieft”, moeten zeggen. Ik ben nu al bang dat ik hun spreeksnelheid niet kan bijbenen.
De winkel is al een paar dagen dicht, zodat ik op mijn gemak de fietsen kan inpakken en zorg dat het avondeten klaar staat als Carla thuiskomt. Zo word je wel een ‘droomman’. Ik heb een heleboel spullen om uit te proberen voor de winkel. Van een speciale achtervelg, tot, nou ja ga maar door. Op de site van de winkel (Koga Signature van Eric) staat een lijstje. Een dag van tevoren pak ik mijn spullen in en dan ben ik er helemaal klaar voor. Chili aqui vamos! (dit zou Spaans moeten zijn voor : Chili hier komen wij!)
—————————————————————————————————————————–
Geluk 1
Wat is er voor nodig om Eric Schuijt gelukkig te maken? Nou wat denk je van kauwgomballenautomaten? Voor 100 peso kun je een dergelijke lekker ronde bal uit een machine halen. Al meteen op het vliegveld was het raak. En als klap op de vuurpijl vond ik in de hoofdstad Santiago ook nog eens negerzoenen, al worden ze hier wel anders genoemd.
In een nieuw land is het ook leuk om naar de mensen te kijken. De slanke meisjes met lang zwart haar zie je veelvuldig in groepjes lopen als ze uit school komen. Blote meisjesbenen met daarboven een blauw schooluniform en daaronder een stel lompe zwarte schoenen. ’s Avonds zie je ze met hun vriendje op een bankje knuffelen op de plaza’s die je in iedere stad ziet.
Het lijkt alsof de Chileense meisjes boven hun twintigste een metamorfose ondergaan.Het is alsof ze zowel in de breedte als in de diepte exploderen. Ze blijven dan nog steeds strakke kleding dragen, maar volgens onze normen ziet dat er niet uit. Een spijkerbroek waarboven het vet uitgulpt over de taille. En een buik waarvan bouwvakkers zeggen: ‘Goed gereedschap hangt onder een afdakje.’ Nou, zeg maar gerust afdak!
Zo zijn er wel meer dingen die Eric Schuijt wat minder vindt. Op het vliegveld vertelt een oudere Nederlander vol trots aan Carla dat hij drie jaar geleden helemaal naar Santiago de Compostela is gefietst. Zo gaat het vaak. Fietsers grijpen onze reis aan om vooral over hún ervaringen te vertellen. Of een Amerikaan die vertelt dat hij acht maanden gaat fietsen. ‘Oh, is dat alles?’ zeg ik en Carla kijkt mij furieus aan.
Een man vond ik wel bijzonder. Op een brug liep hij met twee grote boodschappentassen met groente. ‘Zijn jullie aan het fietsen?’ vroeg hij. Dat was nogal duidelijk. Of dacht hij soms dat wij met twee bepakte fietsen door Chili gaan Skippyballen?’ In het Spaans vroeg hij over de Rohloff-naaf en hij was benieuwd hoe hij beviel. Toen bleek dat hij in de plaatselijke fietsenwinkel werkte en er veel over had gelezen maar nog nooit een had gezien. In zo goed als mogelijk technisch Spaans legde ik er wat over uit. Glunderend liep hij even later weg. Als een Eric Schuijt die net een lekkere kauwgombal heeft getrokken.
—————————————————————————————————————————-
Voorjaar in Chili
Tja, daar staan we dan. Op het Plaza de Armas van Santiago de Chili.
Hier op dit plein plantte de conquistador (= spaanse veroveraar) Pedro de Valdivia (de man in brons op de achtergrond) samen met zijn geliefde Ines en een handje vol soldaten in 1541 de Spaanse vlag ten teken van de Spaanse verovering van Chili. In hun zoektocht naar het ‘El Dorado’, het land waar alles van goud zou zijn, vonden zij in eerste instantie echter weinig wat hen van waarde leek. Maar De Valdivia had al snel door dat de vruchtbare valleien aan de voet van de Andes, en het aangename klimaat het werkelijke ‘goud’ van Chili is.
Hier beginnen wij onze fietstocht naar het zuiden, in het voetspoor van Pedro en zijn kornuiten. Dit, in tegenstelling tot veel andere fietsers die het stuk van Santiago naar Concepción (of Temuco) met de bus of trein doen.
In de agglomeratie van Santiago wonen ongeveer 6 miljoen mensen, meer dan een derde van de hele bevolking van Chili. De rest van de bevolking woont in de kleinere steden en dorpen van het land, dat van noord naar zuid ongeveer 5.000 km lang is. Het gebied tussen de plaatsen is daardoor erg leeg. We moeten daar, nadat we Santiago verlaten, al gelijk rekening mee houden. De eerste dag naar Melipilla, komen we onderweg nog wel restaurantjes tegen, maar daarna moeten we zorgen dat we voldoende water, brood en andere etenswaren bij ons hebben. Wel zijn hier en daar fruitstalletjes met vooral aardbeien. Hier zie je ons dankbaar gebruik maken van de schaduw van een bushokje om onze aardbeienlunch te nuttigen.
Vanaf Melipilla fietsen we pal naar het zuiden. Het ene moment waan ik me in Andalusië, in het zuiden van Spanje. Net zulke rode heuvels met lage struiken en hier een daar een cactus. Het andere moment voelt het alsof ik me op een hoogvlakte in de Franse Cevennen bevindt. De stevige bries, kracht drie a vier, en de temperatuur is hier debet aan. Alhoewel het hier nu voorjaar is (begin november) is het zo’n 30 tot 35 graden. En zoals dat hoort in een voorjaar, staan de planten en struiken volop in bloei. Zelfs de cactussen.
Na Lituche verandert het landschap. Rondom de plaatsen Santa Cruz, Curicó en Talca liggen de belangrijkste wijngaarden van Chili. Je kunt er zelfs een wijnroute volgen die je langs verschillende bodega’s voert. Wij bezoeken de wijngaard van Miguel Torres, iets ten zuiden van Curicó. Torres behoort tot een oud geslacht van wijnboeren uit Spanje en kwam in 1978 pionieren in Chili. Inmiddels heeft hij vijf wijngaarden in Chili, waar hij diverse soorten druiven voor verschillende wijnen verbouwd. Met name de wijn van de inheemse druivensoort Carmenère is goddelijk. Helaas kan ik deze ervaring niet delen met Eric. Hij houdt namelijk helemaal niet van wijn. Zelfs de zoetste dessertwijn is te zuur voor hem…
Wat deze tocht een bijzondere dimensie geeft is, dat waar we ook fietsen, de besneeuwde toppen van de Andes soms zichtbaar zijn. Ik kan niet anders zeggen dan dat dit stuk absoluut de moeite waard is voor wie de tijd heeft.
——————————————————————————————————————————-
Geluk 2
Volgens Aristoteles is geluk het gevolg van de activiteiten die je ontplooit. Dus als je bijvoorbeeld veel fietst, dan maakt je dat gelukkig. Nou ja, niet het fietsen alleen, want waarschijnlijk bedoelde Aristoteles niet alleen de daadwerkelijke activiteit, maar alles wat ermee samenhangt. Dus in ons geval de bijzondere ontmoetingen met mensen, het mooie uitzicht na een lange klim en de voldoening die een tocht geeft.
In een poging om mij katholiek op te voeden, hebben mijn ouders mij geleerd, dat wie oogst, zal zaaien. En wie goed doet, goed ontmoet. En dat maakt je dan weer gelukkig. Want als je je in je christelijke leven goed gedraagt, wacht na je dood het ultieme geluk en dat is de hemel. In India heb ik het een en ander geleerd over kharma, wat ‘at the bottom end’ op hetzelfde neerkomt. Een Indiër zal je bijna altijd een positief antwoord geven, want dat is goed voor zijn kharma. Daardoor kan hij na zijn overlijden in een hogere kaste reïncarneren, of -mijn interpretatie- misschien zelfs in een Nederlander! Kun je mensen nog gelukkiger maken? Ja hoor, in Bhutan heeft de regering het geluk tot regeringsbeleid gemaakt, maar dat is een ander verhaal. En een andere reis.
Want nu zijn Carla en ik in Chili, waar één bevolkings-groep niet bijster gelukkig is. En dat zijn de Mapuche’s, de Chileense indianen. Bij de Bio Bio rivier hielden de trotse Mapuche’s stand tegen Pedro de Valdivia, de Spaanse conquistador. Het duurde ruim 250 jaar voordat de Spanjaarden ook het gebied ten zuiden van de deze rivier definitief wisten te veroveren. Simpelweg omdat ze tegen die tijd betere wapens hadden. Daarna probeerden de Spanjaarden de Mapuche’s te integreren in de samenleving, maar dat mislukte jammerlijk. Alsof je een Marokkaan een Hollands speklapje kunt leren eten.
Af en toe zien we een Mapuche met zo’n mooie karakteristieke kop. En er is een wereldberoemd Mapuche museum. Of je nu de Lonely Planet-gids, de Rough Guide of de bij ons favoriete Bradt-gids erop naslaat, dit museum moet je zien! En dat was een activiteit die ons niet zo gelukkig maakte. We komen binnen en de drie ambtenaren die een kaartje aan het leggen zijn, springen op en gaan iets belangrijks doen. Zoals het licht aandoen in de rest van het museum en afstoffen.
‘Kijk Carla, de Mapuche hebben het kubisme uitgevonden’, en ik wijs op een vitrine waarin twee kubussen staan. ‘Nee sukkel, dat zijn sokkels.’
‘En kijk daar, een ceremonieel object.’ Onder een bord ‘objetos ceremoniales’ hangen enkele voorwerpen en staan een paar eenzame spijkers rechtop in de muur. Triest hoor.
Buiten het gebouw staan twee originele Mapuche hutten. Carla leunt even tegen een hut, die terstond in elkaar stort. Afgezien van een zwerfhond die ons binnen en buiten het museum de hele tijd volgt, is er gelukkig niemand die het gezien heeft. De ambtenaren hebben de lichten weer uitgedaan en zijn weer aan het kaarten.
Voordat wij op de fiets stappen, werp ik nog een blik op een plakkaat over het geluk en de dood bij de Mapuche’s. Er staat: ‘Als mensen sterven, gaat hun ziel over de zee naar de andere kant om zwarte aardappels te eten. In de velden is alleen een slecht brandende houtsoort te vinden. Slechte mensen die niet het brandend vuur van het leven met zich meedragen, kunnen zich op deze koude plaats niet verwarmen. Mensen die goed hebben gedaan, dragen de warmte van het geluk bij zich’.
Kijk, uiteindelijk komt de filosofie van Aristoteles, de katholieken, de hindoes en de Mapuche’s op hetzelfde neer. Geluk is een gevolg van wat je doet en hoe je het doet.
—————————————————————————————————————————-
Een rumoerig jaar
Eric’s gefilosofeer onderweg wordt aangewakkerd door een boekje dat hij onlangs kreeg van Jos Kessels, een klant die een fietsdoos kwam halen. Meestal krijgt Eric dan een doos negerzoenen of iets anders zoets, nu dit boekje.
En wat houdt mij zoal bezig onderweg. Ten eerste zijn dat de dingen die op dit moment spelen in mijn familie- en vriendenkring, maar daarnaast ook de heftige ontwikkelingen van het afgelopen jaar in mijn werkomgeving, het hoofdkantoor van ABN AMRO. Vorig jaar voor we op reis gingen, was ik binnen ABN AMRO wegens een reorganisatie op zoek naar een andere baan. Nu moet ik maar afwachten wat ik aantref als ik terug kom. Collega’s en leidinggevenden hebben me wel gerust gesteld: “Je doet het hartstikke goed”, en “Met jouw CV heb je zo weer een baan’, wellicht zelfs binnen de nieuwe organisatie”, maar toch… Soms beklemt het mij. Niet zo zeer vanwege de financiële situatie, maar meer vanwege de emotionele kant van de zaak. Voor de derde keer in twee jaar gedwongen een leuke baan en team te moeten loslaten zal niet meevallen.
Maar ja, ik ben nu op vakantie en vakantie is uitgevonden om alle beslommeringen van thuis, maar vooral van werk even te laten voor wat ze zijn. Fietsen en het maken van deze fantastische fietstochten is uiteraard waar het in Eric’s en mijn leven voor een groot deel om draait.
Het werk loslaten is om een andere reden ook niet zo gemakkelijk. Elke keer als we het Plaza de Armas van een wat grotere plaats oprijden worden wij geconfronteerd met een groot filiaal van Banco Santander… En hun pinautomaat lust mijn ABN AMRO pasje elke keer maar wat graag.
——————————————————————————————————————————–
Plaza’s de Armas
In elk plaatsje of stadje in Chili tref je een Plaza de Armas aan. In Spanje, Mexico en Guatemala, waar ik eerder was, heet dat een Plaza Mayor. Een groot centraal plein van waaraf alle straten in een grid weg lopen. Ook dezelfde straatnamen duiken steeds weer op. Het zijn de namen van veroveraars en andere personen die de geschiedenis van Chili hebben geschreven. Zo zie je in elke stad, plaats en dorp een ‘Valdivia’, een ‘O’Higgins’ en een ‘Prat’.
Ook belangrijke gebeurtenissen, zoals een veldslag of de onafhankelijkheid worden door middel van een straatnaamvernoeming geëerd met ‘Chacabuco’ en ‘Indepencia’. In onze ogen weinig creatief, maar de stichters zullen vooral het voorbeeld van hun thuisland gevolgd hebben.
Op en rond het Plaza de Armas lijkt ‘het’ allemaal te gebeuren. Ten eerste zijn de bomen er ouder, gevarieerde en indrukwekkender dan op andere pleinen. Een waar feest van diversiteit. Het meest trots zijn de Chilenen op de palmen van de Canarische eilanden, maar daarnaast vindt je er meestal ook platanen, cipressen en natuurlijk de inheemse araucaria.
De meeste Plaza’s hebben een fontein, sommige zelfs meer dan een. In Curicó heeft elke fontein zelfs een wit vrouwenbeeld. Daarnaast zijn er meestal borst- of levensgrote beelden te vinden van belangrijke personen uit de geschiedenis van de stad.
Plaza’s de Armas zijn echte ‘hangplekken’ zowel voor jongeren als voor ouderen. Er staan talloze bankjes met dito verliefde stelletjes die elkaar ongegeneerd knuffelen.
Je treft er vaak eet- en drentel-stalletjes aan, evenals straat-muzikanten. Het Plaza van Curicó heeft zelfs een heuse gietijzeren ‘bandstand’ uit New Orleans. En natuurlijk is dit ook het werkgebied voor een enkele bedelaar.
Voor de kinderen zijn er speeltuin-achtige dingen, trampolines of skelters. Soms kunnen ze op een klein paardje als een echte ‘caballero’ poseren voor een foto.
Rondom een Plaza staan meestal een grote kerk, een of meerdere overheidsgebouwen, een Club Social (die overigens niet geheel besloten is; als reiziger kun je er prima eten) en de belangrijkste banken.
—————————————————————————————————————————-
Stier en vulkaan
Na twee weken door Chili te zijn gefietst, heb ik vaak het idee in Europa te fietsen. Mooie heuvellandschappen met akkerbouw, bosbouw en veeteelt. Alleen de huizen zijn eenvoudiger en het eten is meer basaal. Maar ook hier zijn de mensen vriendelijk en hebben ze gevoel voor humor.
Dat bleek wel toen ik ergens veel vee achter een houten hek zag staan. We reden er naartoe. Het bleek de plaatselijke veemarkt te zijn.
Op een tribune zaten de lokale boeren. Stoere mannen met doorleefde koppen, waarvan sommige zoals het hoort een cowboyhoed droegen. Voor de tribune stond een labyrint van houten hekwerken, waarachter al het vee dat verkocht zou worden stond opgesteld. Vanuit een skybox aan de zijkant riep de veilingmeester het nummer van de te verkopen dieren. Een jongen trok daarop een stier naar voren en liet hem rondjes lopen. Het bieden begon. Ik keek goed naar het publiek maar de bied-bewegingen waren zo subtiel dat het bieden mij eigenlijk ontging. De veilingmeester riep steeds een bedrag en als iemand onmerkbaar zijn hand opstak ging de prijs met 50.000 peso omhoog.
‘Wie biedt er meer dan 450.000 peso’, zoiets zal de veilingmeester geroepen hebben toen ik even op mijn hoofd krabde.
Hij sloeg met zijn hamer, brabbelde iets onverstaanbaars en wees naar mij: ‘U heeft voor 500.000 peso deze stier gekocht.’
Nu zal een hele stier voor zevenhonderd euro een koopje zijn, maar wat moet ik nu met een stier? Alle boeren begonnen te lachen toen ze mijn verbouwereerde gezicht zagen. De veilingmeester krabde net zoals ik op zijn hoofd en ik hoorde hem in de microfoon zeggen: ‘Muy peligro aqui’, erg gevaarlijk om dat hier te doen.
Ik had ondertussen wel door dat het een grapje was, stond op en trok mijn linkerbroekzak binnenste buiten en deed dat ook met mijn rechterbroekzak.
Het bieden op de stier begon opnieuw. De uiteindelijke koper, die ik herkende omdat hij na de afslag zijn briefje bij de veilingmeester ophaalde, heb ik later nog hartelijk gefeliciteerd met zijn geweldige aankoop. Toen ik wegliep naar de fietsen, klonk er vanaf de tribune een welgemeend applaus.
Een paar dagen later fietsen we pal naar het oosten, richting de Andes.
‘Mooi hè,’ zegt Carla en ik schrik op uit mijn overpeinzingen en zie hetzelfde mooie landschap dat ik al twee weken zie.
‘Ja hoor, maar gisteren en eergisteren was het ook mooi.’
‘Maar dit hebben we nog niet gezien.’
Ik kijk nog wat beter en zie voor mij een groen heuvellandschap, weilanden met koeien, paarden en schapen door elkaar. Langs de weg lange hekken en simpele huizen. Boven mij een strakblauwe lucht met hier en daar een wolkje en vogels die, nu het voorjaar is, elkaar het hof maken. In de verte sparrenbomen en net reden we door een aangeplant eucalyptusbos. Dan zie ik boven de horizon een besneeuwde vulkaan, de Llaima-vulkaan. Wauw, dat is mooi! Wat een contrast. Hier fiets ik in mijn korte broek en honderd kilometer verderop torent een hagelwitte kegel boven het landschap uit. Naarmate de kilometers vorderen komt de LLaima-vulkaan dichterbij en gaandeweg zien we links hiervan meer besneeuwde toppen tevoorschijn komen.
Het laagland mag dan op de Oostenrijkse Alpen lijken, maar nu ik verder kijk, zie ik in waarom Carla zo graag in Chili wilde fietsen.
‘Mooi hè’, zegt ze deze dag nog een paar keer. En zo is dat.
—————————————————————————————————————————-
Ruta Interlagos
Het was een mooie fietsdag. De weg van Victoria naar Curacautin lag er prachtig bij. Bloeiende bermen en mosterdzaadvelden trokken langzaam aan ons voorbij. En de vulkaan met zijn besneeuwde top schitterde de hele dag in de zon. Op elke volgende foto stond hij nog mooier dan op de vorige. Dat kwam ook omdat we steeds dichter bij kwamen natuurlijk. We verheugden ons er ontzettend op om een aantal dagen het nationale park, dat rondom de voet van de vulkaan lag, te bezoeken. We hadden er mooie dingen over gehoord. Vooral over de bijzondere bomen die daar groeien. We hadden begrepen dat het wel een zware tocht zou worden, want de weg was onverhard en natuurlijk behoorlijk steil ophoog in het begin. Maar de moeite waard.
Alles ging volgens plan, tot we enthousiast onze plannen uit de doeken deden aan de hoteleigenaresse waar we verbleven.
‘Oh, maar dat kan helemaal niet. Het park is nog dicht. Er ligt nog te veel sneeuw’.
Eerst hoopten we nog dat we haar Spaans niet goed hadden verstaan, maar navraag bij de locale toeristische informatie dienst leerde dat het echt zo was. Het park was dicht.
Tja. Wat nu.
Reizen per fiets is een tijdrovende onderneming. Enige planning is daarom vereist om al te veel teleurstellingen te voorkomen. Geen enkele reisgids of eerdere bezoeker van het park die wij spraken, had gerept over de mogelijkheid dat het park dicht zou kunnen zijn. Sterker nog. Volgens diezelfde bronnen zouden er ook huisjes te huren zijn, het hele jaar door. Dan verwacht je toch op z’n minst dat het park open is om er te komen niet waar.
Gelukkig wist de mevrouw van toeristische informatie dienst een mooi alternatief.
‘Je kunt altijd nog om het park heen door de Ruta Interlagos te nemen. Dat is de weg die de Chileense meren met elkaar verbindt’. Alleen als ze hoort dat we op de fiets zijn, betrekt haar gezicht.
‘De weg is wel erg slecht, vooral deze 15 kilometer’, en ze wijst op een stuk van de route op de kaart. Helaas was ons Spaans niet zo goed om er achter te komen in welk opzicht de weg slecht te bereiden zou zijn.
‘En er zijn ook geen overnachtingsmogelijkheden’.
‘We zijn wel wat gewend, en we hebben een tent bij ons’, is ons standaard antwoord in zo’n geval. En dat is natuurlijk ook zo, maar in gedachten zag ik mezelf de zwaar beladen fiets al weer kilometers lang door prut en aanverwante substanties trekken. Maar ja, we waren hier nou eenmaal, en het was onze eer te na om terug te gaan.
’s Avonds keken we nog even op weeronline.nl om erachter te komen dat de weersvoorspellingen voor de komende dagen erg gunstig waren. We besloten de Ruta Interlagos te nemen.
En we hadden geen beter besluit kunnen nemen. Het eerste stuk van de route bleek onlangs geasfalteerd te zijn, en door de bosrijke omgeving waren er veel schaduwplekken onderweg. Dat was een makkie dus.
Na 24 kilometer hoefden we eigenlijk pas echt de alternatieve weg in te slaan. Even speelden we nog met de gedachte om toch naar de ingang van het park te fietsen en te kijken of iedereen er toch naast zat. Maar 12 kilometer heen en 12 terug over een steenslag is wat veel om er achter te komen wat je toch eigenlijk al weet.
Vijfhonderd meter na de afslag werd ons de adem benomen door een van de meest bijzondere uitzichten die we beiden in ons leven hadden gezien. Achter het bos zagen we opeens de LLaima-vulkaan in zijn volle glorie, en wij bevonden ons aan de rand van een van zijn gestolde lavarivieren.
We prezen ons geluk bij een ongeluk. Als het park open geweest zou zijn, zouden we deze wegniet ingeslagen zijn en dit hebben gemist.
We vergaten de tijd en de weg die we nog af moesten leggen. Maar dat gaf niet. Want wat is er mooier dan met je geliefde door een oerlandschap te fietsen waarbij je het gevoel hebt elk moment oog in oog te kunnen staan met een dinosaurus. En bij volle maan kamperen op een van de mooiste vulkanen van Chili is iets onvergetelijks.
En de weg? De mevrouw van de toeristische informatie dienst had gelijk: Hij was erg slecht te befietsen.
Naschrift: 2 januari 2008 is de Llaima vulkaan, die op bovenstaande foto’s te zien is, uitgebarsten. De lava stroomt in de richting van Argentinie.
—————————————————————————————————————————
Het verschil
Schrijven over Chili is lastig. Kijk, als je reist door Azië of Afrika, dan is er zoveel dat anders is, dat je er boeken vol over kunt schrijven. Chili lijkt op Oostenrijk, maar dan met besneeuwde vulkanen en Spaans sprekende mensen. Om het verschil tussen Europa en Chili nader te kunnen analyseren kijken we eerst eens naar de mensen.
Die lijken erg veel op Spanjaarden. Sommige mensen hebben nog wat Indiaanse trekken, de zogenaamde mestiezen, maar dat valt niet zo op. De Chilenen zijn meestal klein, wat tot gevolg heeft dat ik hier letterlijk gebukt door het leven ga. Net nog stootte ik mijn hoofd tegen een betonnen balk hier in het hotel. Auw! In Conaripe hadden we een hotelletje waarin de kamer zo laag was, dat ik niet eens rechtop kon staan. Als je me niet gelooft, kijk maar naar de foto hiernaast!
De mensen zijn hier fysieker ingesteld dan in Europa. Bij het afscheid in een familie-pension krijg ik zo’n warme knuffel dat mijn moeder terstond jaloers zou worden. En dat is heus niet de enige knuffel. Langzaam komt de Chileense zomer in zicht. En dan vinden de binnenlandse toeristen het maar wat leuk om met een kerel als ik op de foto te gaan. Ik zak door mijn knieën, zodat de gepensioneerde dame haar hoofd tegen die van mij kan houden. Pff, ik krijg het er warm van. Als het aan haar ligt, springt ze zo bij mij achterop de fiets. Carla kijkt niet jaloers, maar ja, wij geven elkaar dan ook meer dan genoeg knuffels.
Schoolkinderen lopen bijna altijd in schooluniform en roepen soms: ‘How are you?’ Als je dan antwoordt in het Engels, schrikken ze opeens terug. Alhoewel.., de jonge Samantha die met een schoolklasje in ‘ons’ eettentje zit, gaat na ieder antwoord van Carla en mij te rade bij haar vriendinnen. Na een giechelend overleg, komt ze terug met de volgende vraag.
Een tweede verschil is de natuur. Eucalyptusbossen heb ik zelden gezien in Europa, maar, afgezien van de besneeuwde Andes, ziet het landschap er vrijwel identiek uit. Op de grasvelden lopen hier ook gewoon koeien, paarden en schapen. Maar in de lucht vliegen veel ibissen. Dat zijn grote vogels met lange kromme snavels die een vrolijk toeterend geluid maken. Het is lente en het is leuk om te zien hoe ze elkaar het hof maken en hoe sommigen al hun nestje bouwen.
Het derde verschil is het eten. Waar ieder Europees land wel een goede keuken heeft, daar heb je in Chili maar twee typisch Chileense gerechten. Casuela, dat is een soort van maaltijdsoep met een groffe homp vlees erin. En Pastela de Choclo. Toen ik dat voor het eerst bestelde verwachte ik een gebakje te krijgen, immers een ‘pasteleria’ is een gebakwinkel. Ik kreeg een ovenschotel van gehakt, noedels, ei en olijven met daarbovenop een krokant gebakken laag van maïs. Maar meestal zijn wij aangewezen op een stuk vlees of vis met patat of rijst en een salade van tomaat en sla. Als we dan in een grotere stad zijn, kijken we of er iets anders te krijgen is. En met een beetje mazzel hebben we dan vers gebakken groenten erbij en dat smaakt opeens en stuk beter. Het vlees smaakt overigens erg goed. Alsof er hier veel minder met het vee geklooid wordt dan bij ons. Het is steviger en smaakvoller. Ik zie nu al weer op tegen het weeïge vlees uit de supermarkt. En de kiloknaller daar ging ik sowieso al nooit naartoe.
Een ander verschil tussen Europa en Chili is de religie. Ze zijn hier nog roomser dan de Paus. Op zondagochtend bij het ontbijt is er een kerkmis op televisie. Een soort van ontbijttelevisie, maar dan met een aureooltje. De katholieke kerk heeft lijkt het geloof als een ware multinational te hebben aangepakt. Alle gebaren en rituelen zijn exact hetzelfde als bij ons. Zelfs de liedjes klinken mij bekend in de oren en de kinderen kijken net zo verveeld om zich heen als dat ik vroeger deed. Op televisie eten ze een hostie en nemen ze een slok Miguel Torres wijn, wij nemen een ‘panada’ met jam en een kopje thee voor mij en koffie voor Carla.
Net buiten de stad staat een groepje jongeren liedjes te zingen. Het is een fietsclub die Het Woord van De Heer verspreid. Op zondag fietsen ze wat in de omgeving en dragen hier en daar langs de weg hun gezegende liederen op aan de weggebruikers. Een zegening rijker, fietsen we verder.
Overal wordt je geconfronteerd met het geloof. Grote steden hebben een kathedraal en in ieder dorpjes is wel een kerkje. En als die er niet is, dan is er in de open lucht een altaar en stenen banken.
Langs de wegen staan in het gras vaak houten kruizen of gedenkstenen voor verkeersslachtoffers. Voor ons is dat een goede indicatie om op die plekken extra goed op te passen. Een houten kruis zet mij aan het denken. Maria Theresa is geboren op 25 februari 1981 en is overleden op 3 maart 2006. Net 25 jaar geworden. Zou ze zijn aangereden toen ze overstak? Is ze met haar fiets door een vrachtwagen van de weg afgeduwd? Zou ze een auto-ongeluk hebben gehad? Of zou zich hier een ander horrorverhaal hebben afgespeeld? Vanaf een door de zon verbleekte foto kijkt Maria Theresa mij aan alsof ze wil zeggen: ‘Eric, kijk uit waar je rijdt en geniet van je leven.’ En dat doe ik, nu hier samen met Carla en over een maand weer in Nederland. Het wordt een bijzonder jaar. De winkel bestaat in april vijf jaar! En ik heb gehoord dat De Vakantiefietser samen met 7 andere winkels is genomineerd voor Tweewielerwinkel van het Jaar. In januari maar eens zien of we bij de laatste drie komen, dat zou allang heel bijzonder zijn. Maria Theresa, ik ga mijn best doen om hier met volle teugen van te genieten.
—————————————————————————————————————————-
Gesprekjes
Soms zijn er gebeurtenissen en gesprekjes waaraan ik later glimlachend terugdenk.
Voor vertrek bekijken we de haven van Ancud. Het is altijd leuk om de dagelijkse vangst van de vissers te zien. Een stel vissers zit met een rubber pop voor een soort van tempeltje. San Pedro kijkt mij sereen aan om te laten weten dat hij over de vissers waakt.
Ik maak een foto van de mannen voor het huisje met hun beschermheilige. Een visser pakt innig zijn pop vast en drukt hem tegen zich aan.
Als we wegfietsen zeg ik tegen Carla: ‘Grappig die ene met zijn rubber pop. Het leek wel de Pamela Anderson Mark II.’
‘Nee joh, dat was geen rubber pop. Dat was een wet-suit.’
‘Ik had vroeger ook een rubber pop.’
‘Wat! Had jij een wet-suit?’
‘Oh, jij komt óók echt van een eiland hè!’
Als we Ancud uitfietsen, gaat het bergop. Ik rijd zoal gewoonlijk voorop om boven op Carla te wachten. Op de vluchtstrook staat een groepje mensen. Als ik ernaast fiets, zie ik dat een man kermend uitgestrekt op het asfalt ligt. Ik rijd door, maar keer amper een minuut later om. Er staan genoeg mensen omheen, maar misschien kan ik toch iets zinvols toevoegen.
‘Kan ik ergens mee helpen? Wat is er gebeurd?’
‘Hij heeft erge pijn en wij hebben al een kwartier geleden een ambulance gebeld.’
‘Kan hij geen taxi nemen? Ik zal het dan wel voor hem betalen.’ Wat voor ons een paar dubbeltjes is, is voor de mensen hier op het eiland Chiloë duizenden peso’s.
De man vergaat van de pijn en grijpt naar zijn zij. Er is geen bloed te zien, hij ruikt niet naar alcohol en hij ziet er redelijk welvarend uit. Als het een dronkenlap was geweest, was ik gewoon weer weggegaan. Ik doe zijn jasje dicht omdat het nogal fris is. Ondertussen is Carla ook gestopt en kijkt nieuwsgierig toe.
Een lege taxi die voorbijrijdt wuif ik tot stilstand.
‘Nee, nee, hij kan niet bewegen’, zegt de vrouw met wie ik eerder sprak, ‘hij moet echt in een ambulance hoor!’
Ik wuif de taxi met een verontschuldigend gebaar weg. Terwijl wij met z’n allen om de man heen staan, rijdt er een lijkwagen langs. Een lange statige witte stationcar met zilveren kruizen op de zwarte achterkant. De chauffeur stopt en zet hem in zijn achteruit.
De omstanders kijken elkaar gniffelend aan.
‘Te vroeg’, zeg ik tegen de vrouw, die daarop in een bulderende lach uitbarst.
Het is zondag en de auto wordt vandaag gebruikt voor een familieuitje. Een man stapt samen met zijn vrouw en zoon uit. Carla en ik voelen ons overbodig en we gaan weer verder met de klim.
Tien minuten later rijdt de lijkwagen voorbij en de man geeft mij zijn kaartje: ‘Als je mij nodig hebt, kun je mij gewoon bellen hoor.’
—————————————————————————————————————————
Double Dutch of dubbel Spaans?
Mijn Spaans is hopeloos. Het wil maar niet klikken tussen mij en het Spaans. Met Eric gaat het wat dat betreft een stuk beter. Hij voert zelfs telefoongesprekken om bijvoorbeeld informatie over afvaartijden van boten te krijgen. Maar ook bij hem gaat het wel eens mis.
Op een bord bij een restaurantje naast een tankstation staat met grote letters: ‘KUCHEN’.
Is dat Spaans vraagt u zich dan wellicht af. Ja, dat is Chileens Spaans. Dat is een woord dat de duitse emigranten in de 19e eeuw, samen met hun taarten hebben meegenomen uit Duitsland.
Ik bestel een stuk wat lijkt op aardbeienvlaai met slagroom.
Dan is Eric aan de beurt.
‘Doet u mij de appelkruimel maar. Dus dat is dan één aardbeien en één appelkruimel’.
Als de serveerster onze bestelling brengt, kijkt hij raar op als er twee stukken taart op zijn bordje liggen. Omdat hij mijn bestelling in dezelfde zin herhaalde, dacht de serveerster dat hij twee stukken wilde
Aangezien Eric niet terugdeinst voor wat zoetigheid, en zeker niet als hij fietst, moet ik er smakelijk om lachen en Eric eet het smakelijk op.
In dit geval is het een vergissing van de serveerster in zijn voordeel, al begrijpt zij niet waarom wij zo’n lol hebben.
—————————————————————————————————————————-
Carretera Austral
In onze reisinformatie lezen we dat de Carretera Austral de langste ATB route ter wereld is. Deze ‘zuidelijke weg’ is daarom zeer geliefd bij doorgewinterde mountainbikers. Voor mij, nog niet zo’n heel ervaren wereldfietster, dus een hele uitdaging.
We hebben een planning gemaakt, waarbij we over het eerste stuk van 445 kilometer twee weken kunnen doen. Dat is dus een gemiddelde van ongeveer 45 kilometer per dag, plus een aantal rustdagen.
Maar hoe zou een fietstocht zijn als alles zo gaat zoals gepland?
Wij willen vanaf Castro, op het eiland Chiloé, de veerboot nemen naar Chaiten, waar we de Carretera Austral willen beginnen te fietsen. Op internet staat dat de boot twee keer per week vaart en als Eric erover belt, zegt de medewerkster van de bootmaatschappij dat dit klopt.
‘Ook op 5 december?’
‘Ja hoor, ook op 5 december.’
Eenmaal in Castro willen we kaartjes kopen bij de bootmaatschappij, maar op hun adres gaapt alleen een groot gat tussen de houten huizen.
De havenmeester deelt ons mee: ‘Nee, er gaat alleen in januari en februari een boot vanaf Castro, als het hier hoogseizoen is,’
‘Zucht…’
Omdat onze terugvlucht anders in de knel komt, moeten we improviseren. Er gaat namelijk de volgende dag wel een boot vanaf het zuidelijkste stadje van het eiland, Quellón. Dan maar 90 kilometer met de bus.
Bij het oprijden van de veerboot, wijst een zoetwatermatroos naar de voorplecht waar wij de fietsen kunnen parkeren. De overtocht van zes uur verloopt rustig, maar af en toe slaat er toch een flinke golf over de boeg. Het zoute water dringt in alle onderdelen van de fietsen door. Plekjes die niet van hoogwaardig RVS zijn, gaan na twee dagen roesten en mijn voorderailleur schakelt vanaf de oversteek steeds zwaarder. Oh ja, en de borghaken van de fietstassen sluiten opeens een stuk moeilijker.
Bij het van boord gaan in Chaiten stappen we een andere wereld binnen. Geen kauwgomballenautomaten en geen grote supermarkten meer. Eenderde van Chili bevindt zich ten zuiden van deze stad, maar slechts vijf procent van de bevolking woont hier. Vanaf hier begint het andere Chili: Patagonië. Een niemandsland, waarvoor de regering geen investeringsprioriteit stelt. Slechts de hoofdstraat van Chaiten is verhard, de rest van de straten is onverhard met kuilen en grind.
Patagonië staat bekend om zijn vele regen en wind, maar dat weerhoudt ons er niet van om de volgende ochtend te vertrekken, want anders zitten we hier een maand later nog.
Op veel dagen regent het als we vertrekken. Maar na een tijdje wordt het meestal droog en breekt de zon door, en kunnen de waterdichte sokken, handschoenen, jas en broek uit. Het is dan al snel aangenaam fiets-, maar vooral fantastisch fotografieweer. De lucht is vrij van stof wat een helder beeld geeft. De wolken en besneeuwde bergtoppen steken dramatisch af tegen de azuurblauwe lucht. Regen- en windkleding houden we wel steeds bij de hand. Ondanks dat de wind de meeste dagen uit het noorden waait en wij hem dus in de rug hebben, is het koud als we even stil staan.
En hoe is de Carretera Austral? Vanaf Chaiten tot aan het bijzondere plaatsje Puyuhuapi is de Carretera Austral één lange bosweg, gedomineerd door reuzen rabarberplanten met op de achtergrond besneeuwde bergtoppen, talloze watervallen en zo nu en dan een gletsjer. De weg zelf houdt het midden tussen een steenslag- en een gravelweg waarin door de auto’s twee sporen zijn gereden.
Ik vind het eng om van spoor te verwisselen als een berg grote stenen de sporen van elkaar scheidt. Eric geeft mij een fietslesje:
‘Zorg dat je altijd blijft doortrappen, daarmee houdt je de fiets in balans. De voorwaartse kracht zorgt er voor dat je niet wegglijdt. Maar als je stopt met trappen, dan val je hoor!’ waarschuwt hij.
‘Carla, neem een bocht altijd zo hoog mogelijk. Dus als een bocht naar rechts gaat, ga dan links rijden. Daar loopt het wegdek minder schuin. Onderaan de bocht glijdt je gemakkelijk weg in de losse stenen die daar liggen.’
‘En zorg dat je op tijd schakelt.’
‘Ja Cor!’
Het is ook belangrijk dat alles een beetje schoon blijft. Op een regenachtige dag blijkt dat erg lastig. Na een aantal keren flink nat gespat te zijn door passerende auto’s, zit het gruis van de Carretera zelfs in mijn haar.
Er zijn vlakke stukken en extreem heuvelachtige gedeelten. Vooral als de weg nat is zijn de hellingen ware killers. Vaak moet ik de fiets dan bergje-op duwen, want het rijdt te zwaar.
En vinden wij de Carretera zwaar? Nou, eigenlijk vinden we de Ruta Interlagos een stuk zwaarder. Daar moesten we met z’n tweeën een enkele fiets naar boven duwen en hier lukt het mij nog in mijn eentje. Maar we zijn pas halverwege, en wie weet wat ons nog te wachten staat?
—————————————————————————————————————————-
Warm water
Doordat Chili een grote vulkanische activiteit heeft, borrelt er op verschillende plaatsen spontaan warm water uit de grond omhoog. Fietsspieren weten zo’n warm bad wel te waarderen, evenals rauwe fietsbillen als er aan het water ook nog geneeskrachtige eigenschappen zijn toegedicht. De eerste Termas, zoals zo’n ‘kuuroord’ in Chili genoemd wordt, die Eric en ik bezoeken is een wel heel speciale. De Termas Geometricas in Coñaripe bestaat uit een aantal houten loopbruggen die over een snelstromend beekje heen zijn gebouwd. Door middel van deze bruggen lopen we een nauwe kloof in, naar een waterval toe. Onderweg duiken we steeds in een van de achttien natuurstenen baden. De een nog heter dan de ander. Het geheel straalt heel veel rust uit doordat alle bruggen en gebouwtjes in een aarde rode kleur zijn geschilderd, maar vooral doordat nergens aanwijzingsborden zijn opgehangen. Alleen bij de allerheetste baden staat heel subtiel: ‘agua muy caliente’, erg warm water.
Bij Termas Geometricas kun je niet eten of overnachten. Ja, je zou zelf eten mee kunnen nemen en je tentje er op zetten, maar het is niet ingericht als overnachtingsplaats.
Dat is bij de Termas de Puyuhuapi wel anders. Daar is rondom de hete bronnen een smaakvol resort gebouwd. Het ligt aan de overkant van een prachtig fjord, omgeven door besneeuwde vulkanen. Een keer per vakantie doen we iets bijzonders, waarbij we niet naar ons budget kijken. Deze vakantie is dat de Termas de Puyuhuapi. Voor Chileense begrippen is dit een erg duur resort, maar het staat wel in de top drie van de meest bijzondere Termas. En de dollarkoers is extreem goed voor ons, dus uiteindelijk valt het wel mee.
De Termas is alleen per veerbootje bereikbaar dat een aantal keren per dag heen en weer vaart. De aanlegsteiger ligt 15 kilometer ten zuiden van het vissersplaatsje Puyuhuapi, gelijk aan de Carretera Austral. Om er zeker van te zijn dat we niet veel te vroeg of te laat vertrekken belt James van Casa Ludwig in Puyuhuapi nog even om de afvaartijden van het bootje te checken.
Na twaalf kilometer zien we het resort al aan de overkant liggen.
‘Kom Carla, even doortrappen. Volgens mij komt het bootje er al aan’.
En inderdaad. Zodra we bij de aanlegsteiger aankomen, meert het veerbootje net aan. ‘Gelukkig’ denken we ‘De fietsen kunnen deze keer op het achterdek staan. Dan blijven ze tenminste droog’. Maar helaas. Het blijkt een soort van speedbootje te zijn, en ook nu weer krijgen de fietsen en tassen een paar keer een volle lading zeewater over zich heen…
De aankomst per boot geeft een bezoek aan de Termas al gelijk een bijzonder romantisch karakter. De gebouwen zijn sprookjesachtig aan de rand van het fjord tegen de met oerbos begroeide bergen aan gebouwd. Op onze kamer liggen witte badjasen en badslippers klaar om mee ‘door de jungle’ naar de buitenbaden te lopen. Helaas zijn de buitenbaden niet zo mooi aangelegd als bij Geometricas, maar de bijzondere ligging maakt veel goed.
‘Eric, ik geloof dat ik een deja-vu heb’, zeg ik verbaasd als we bij het laatste bad aangekomen zijn en hij een foto van mij maakt, hangend over de rand met de bergen op de achtergrond.
‘Weet je nog dat hotel in Vang Viang (Laos) waar we vorig jaar verbleven. Toen heb je een soortgelijke foto van mij gemaakt in het zwembad met uitzicht. Alleen is het nu geen karstgebergte, maar zijn het besneeuwde vulkanen’.
Het water dat rechtstreeks vanaf de berg het bad in loopt, wordt gemixt met koud water tot 37°C. We voelen ons de koning en de koningin te rijk. We hebben steeds alle baden voor ons zelf. Er lijken helemaal geen andere gasten te zijn. Het voelt alsof al het personeel er alleen voor ons is.
’s Avonds worden we verwend met een vier gangen diner. Heel anders dan we doorgaans in Chileense restaurants eten. Ook een welkome afwisseling dus.
Na nog een bezoek aan de ‘Spa’, eigenlijk gewoon een warm binnen zwembad en een paar jacuzzi’s, vallen we heerlijk in slaap in het super de luxe bed met witte lakens. Wat een contrast met de volgende dag, als we volkomen verregend ons tentje in de regen in de wildernis op moeten zetten. Maar daarover meer in het volgende stukje.
—————————————————————————————————————————
Carretera Austral II
De Carretera Austral is een geweldig mooie weg die de voorgaande 1700 kilometer hier in Chili in zijn schaduw zet.
Na het eerste vier fietsdagen over de Carretera, houden we een rustdag in het dorpje Puyuhuapi. Dat ligt idyllisch aan een fjord van de Stille Oceaan. Het zijn de locatie en de geschiedenis die dit afgelegen dorpje speciaal maken. Het is namelijk gesticht door Duitsers in 1935. In Duitsland heerste grote armoede en werkeloosheid, een goede voedingsbodem voor Hitler’s opvattingen. Een stel stoere Duitse mannen uit de stad Rossbach nam de stap om hier een bestaan op te bouwen. Als immigrant kreeg je toentertijd namelijk 1000 hectare grond voor nop. Het was hun bedoeling om na de pioniersfase meer Duitse immigranten aan te trekken, maar de tweede wereldoorlog gooide roet in het eten.
Otto Uebel had chemie gestudeerd en nam de veeteelt voor zijn rekening. Ernesto Ludwig was een boer met een goed technisch inzicht. Hij bouwde het grote houten huis, Casa Ludwig, waar wij verblijven. We spreken met zijn dochter Luisa. Zij is de vijftig gepasseerd en ziet er uit als een goed doorvoede Duitse. Luisa heeft in de hoofdstad Santiago gewoond en ook een aantal jaar in Duitsland, maar ze is verknocht aan Puyuhuapi.
‘Ik voel mij zo verbonden met dit dorpje dat ik bang ben voor de toekomst. Als de Carretera Austral geasfalteerd wordt, zullen er hier industrieën komen en waarschijnlijk zelfs stuwmeren. Dan komen er opeens honderden mensen bij, zodat het evenwicht hier in het dorp verstoord wordt.’
Ze wijst uit het raam naar de bergrug verderop: ‘Kijk eens hoeveel bomen daar staan. Dat was al zo in mijn jeugd en die bomen staan er nog steeds. Maar zal dat zo blijven?’ Luisa vertrekt morgen naar de regionale hoofdstad Coyhaique om tegen de komst van stuwmeren te protesteren. Het verzet tegen stuwmeren neemt toe. Heel vaak zien we grote stickers enposters met ‘Patagonia Chile, ¡Sin Represas!’, oftewel, Chileens Patagonië, zonder stuwmeren!
Een van de andere vier immigranten was Walter Hopperdietzel, een textielingenieur. Omdat er in de strenge winters geen werk was op het land, is hij weefgetouwen gaan bouwen naar Duits voorbeeld. Zo hadden de werklui die van het eiland Chiloé waren gekomen om het land te bewerken in de winter toch werk. Deze tapijten uit Puyuhuapi schijnen in heel Chili beroemd te zijn. De weverij bestaat nog steeds en wordt gerund door de dochter van Walter Hopperdietzel! Uiteraard nemen we daar een kijkje. Na afloop bestellen we in Café Rossbach een drankje en Kuchen en gaan terug naar onze kamer in Casa Ludwig.
De broer van Walter Hopperdietzel kwam er na de Tweede Wereldoorlog bij. Zijn specialisatie was telegrafie en wegenbouw. Als we de volgende dag Puyuhuapi uitrijden, fietsen we over een brug die naar hem vernoemd is: Puente Walter Hopperdietzel.
De volgende dagen voeren ons door een woest gebied over onverhard wegdek. Alhoewel, de eerste etappe is maar kort, want wij overnachten in de Termas de Puyuhuapi, maar vijftien kilometer fietsen.
Daarna gaan wij echt het gematigd regenwoud in. Dat blijkt wel uit de regen, want de gehele dag regent het inderdaad gematigd. Nog een mazzel dat wij niet door een echt regenwoud fietsen. De gletsjers die wij in het Queulat National Park willen bezichtigen laten we schieten. Met een zicht van pakweg 500 meter, kunnen wij niet ver kijken. Het enige dat wij de hele dag zien, is de berm met reusachtige Nalca’s, dat zijn de rabarberplanten waar Carla eerder over schreef. Achter de planten verrijst een muur van groen en dat is het dan.
Tegen het einde van de middag moeten we klimmen, klimmen en klimmen. Het ademende vermogen van onze regenpakken, waterdichte sokken en handschoenen kan daar niet tegenop. Onder onze waterdichte kleding zijn wij net zo nat als daarboven. Toch hebben we geluk. Doordat het wegdek zo nat is, hebben we geen last van het stof dat die ene auto per uur anders zou hebben opgeworpen. En Carla verliest haar gevoel voor humor niet: ‘Kuil!’ roept ze als ze door haar verregende brillenglazen een kuil in de weg ziet. Nu denk je als lezer: ‘Is dit grappig?’ Ja hoor beste lezer, want het wegdek bestaat alleen maar uit kuilen! En als er geen kuilen zijn, dan zijn er wel flinke bulten, zodat het wegdek dat er tussenin valt toch op kuilen lijkt. Bovendien is droge humor vooral leuk als het de hele dag regent.
Rond een uur of zes kijken we uit naar een plek om de tent neer te zetten. Dat valt niet mee, want op deze pas met allemaal haarspeldbochten heb ik nog geen enkel horizontaal stukje grond gezien. Dit is niemandsland en hier is geen akkerbouw en loopt geen vee rond. Er wonen geen mensen, zodat we ook niet ergens kunnen aanbellen. Voor zover ze een deurbel hebben, want de meeste huizen hebben een touwtje waarmee je de deur gewoon open kunt trekken.
Het is nog een uur plonzen, trappen, om kuilen heensturen en zweten, voordat we een geschikte kampeerplek vinden, boven een woest stromende rivier. Die stroomt zo ver onder ons, dat ik met een touwtje en een waterzak water eruit moet hengelen. Terwijl ik in de stromende regen bezig ben, stopt er een kleine auto. Het raamt gaat open en een toerist in een smetteloos en kurkdroog T-shirtje met een landkaart op zijn schoot, vraagt aan de druipnatte Carla: ‘Kunt u mij zeggen waar wij ergens zijn?’
Wij staan hier in de regen en hij zit daar lekker met zijn vrouw in de droge auto. Realiseert hij zich niet dat wij nu we gestopt zijn met fietsen, hier staan te verkleumen? Laat hem toch opzouten! Ik roep: ‘Carla, laat hem maar lekker doorrijden, wij gaan de tent opzetten en kruipen er lekker in.’
Carla kijkt de man aan: ‘U zit op de Carretera Austral. Daar is het noorden, en daar is het zuiden. Adios!’
De man rijdt weg en wij gaan door. We zetten de tent op en Carla gaat in de voortent zitten. Ik geef haar de slaapspullen, kookspullen en kostbaarheden aan. Zij ruimt de tent in en ik span de tent nog eens goed na. Het begint nog harder te regenen.
Drijfnat kruip ik daarna de voortent in. Ik trek al mijn kleding uit, droog mij af en kleed mij weer aan, maar uiteraard met droge kleding.
Carla voelt er niet veel voor om zich al uit te kleden en iets droogs aan te trekken en blijft nog even in de voortent zitten. We steken de brander aan en koken twee stevige pasta-maaltijden. Tandenpoetsen laten we daarna voor wat het is en vallen in een diepe slaap terwijl de regen op de tent klettert.
De beloning van de zware fietsdag komt de volgende ochtend, als ik de tent uitstap. Het zonnetje schijnt en rondom ons is oerbos en zijn besneeuwde bergtoppen te zien. Met het zicht van gisteren hadden we dat helemaal niet door. ‘Carla, zullen we terug gaan naar beneden en opnieuw de mooie pas beklimmen.’
Ze ziet aan mijn lach dat ik het niet meen en bovendien moeten we nog tweehonderd meter klimmen. Pas als we op ons eindpunt zijn, realiseren wij ons dat dit het mooiste stuk was van ons traject van de Carretera Austral.
De dagen hierna blijft het zo goed als droog en genieten we intens. Langzaam rijden we de bewoonde wereld weer binnen. Bergen gaan opzij voor de valleien en de bossen zijn verdrongen door akkers. De regen heeft het definitief verloren van de zon. De smalle onverharde eenbaansweg, maakt plaats voor een brede meerbaansweg met keien en grind. Nog later maakt het grind plaats voor asfalt. Ik fiets met een kater rond. Het is alsof de Carretera Austral door de verbreding van haar intimiteit is ontdaan. Zonder mededogen voor de omgeving is de weg veranderd en wacht op sommige stukken nog op asfalt. Ontwikkelingen vallen niet tegen te houden, maar ik denk nu al met weemoed terug aan de eerste dagen over de Carretera. Alsof de wegenbouwers het met mij goed willen maken, staan in de berm tientallen kilometers lang paarse Lupinebloemen in bloei. Dat ziet er niet alleen mooi uit, maar ruikt ook nog eens lekker.
Ons einddoel Coyhaique, is een heuse stad met alle luxe die daarbij hoort. Het afzien is al snel vergeten en we kijken uit naar volgend jaar als we de rest van de Carretera Austral willen befietsen. Het is Carla’s droom om helemaal naar het meest zuidelijke puntje van Zuid-Amerika te fietsen en dat gaan wij ook doen. Maar toch knaagt er iets.
‘Carla, realiseer je je, dat als wij volgende jaar verder gaan vanuit Coyhaique, wij dan begin november zullen vertrekken in verband met de winkel?’
‘Ja dat weet ik.’
‘Ik realiseer mij nu dat november en december niet de beste maanden zijn, want inmiddels weet ik één ding zeker! En dat is dat wij heel veel regen zullen krijgen.’
Carla had dat ook al bedacht. Thuis, gaan we eerst maar de weertabellen bestuderen, en maar eens kijken hoe de neerslag in zuid-Patagonië in de maanden november en december is.
—————————————————————————————————————————
Eric en Carla