Voordat we er erg in hebben, zitten we midden tussen de Duitse heuvels. Het verschil met Nederland is merkbaar aan mooie boerderijen en schattige vakwerkhuisjes in een keurig nette omgeving. Geregeld trappen we ons het apezuur; het fietsen in de steile heuvels is wel even wennen. In een pittoresk dorpje ploffen we moe neer op een gezellig terras en genieten in de zon van een cola-ijs en Schwarzwalder Kirschtorte.
De volgende dagen genieten we intens van onze vrijheid. We kunnen doen en laten wat we willen. De ene keer picknicken we bij een veld, waar Duitsers in hun vrije tijd voordelig aardbeien aan het plukken zijn. Een andere keer eten we een boterham op een gezellig dorpsplein. We zetten de fietsen bij een bankje en terwijl Marijke de bordjes pakt, ga ik even iets lekkers kopen. Het zonnetje heeft de afgelopen dagen uitbundig geschenen, zodat we al aardig zijn bijgekleurd.
Op de dag des heren houden we halt bij een voetbalveld. Ik zie een grote tent staan en denk meteen aan ‘frühschoppen’, want dat is een typisch Duitse bezigheid voor de zondagochtend. Het is traditie om dan met z’n allen bier te drinken aan lange houten tafels terwijl een ‘lederhosen combo’ meezingers speelt. Ik blijk het helemaal mis te hebben. Op het grasveld zit een grote groep mensen op klapstoeltjes. In het doel staat de priester achter een altaar met een felrode parasol daarboven. Met een warme dragende stem verkondigt hij de boodschap van God. Twee misdienaartjes in T-shirt, spijkerbroek en gympies staan hem bij. Na de preek wordt een cassettebandje met orgelmuziek gestart en zingen de gelovigen uit volle borst mee. Iedereen heeft zijn eigen bijbel meegenomen en is op en top gekleed. Als de kerkdienst is afgelopen, worden de flappen van de tent geopend en kan iedereen zich tegoed doen aan ‘Bratwurst’, bier en andere geneugten. Een bierbuik maakt een gezellig praatje met ons. Intussen is het bandje met orgelmuziek omgewisseld voor stevigere muziek. Waarschijnlijk is Iron Maiden de favoriete band van de misdienaartjes.
Tegen de tijd dat we Kassel binnenfietsen zijn we al gewend aan de typisch Duitse campingtaferelen. Altijd staan er wel een stuk of wat Duitse motorrijders. Meestal zijn het ongeschoren kerels van rond de dertig, gekleed in spijkerbroek en in de hand een blikje bier. Zeven van de tien keer reizen ze rond met een vriendin en een veel te klein tentje. Als ik erover nadenk, is dat natuurlijk wel dè manier om de nachten intiem met elkaar door te brengen. Onwillekeurig moet ik aan de eerste keer denken dat Marijke bij mij thuis sliep. Omdat ze niet met mij in mijn eenpersoonsbed wilde slapen, heb ik het luchtbed tevoorschijn gehaald. Een uur later bleek dit tot mijn grote verbazing lek te zijn. Voor Marijke zat er niets anders op dan samen met mij onder het dekbed te kruipen. Het was een oud doorgezakt bed, waardoor we allebei naar het midden rolden. Van het een kwam het ander, wordt dan altijd gezegd, en zodoende maken we nu samen deze reis.
We krijgen geen goede nachtrust voor ons geld, want een stel jongeren brengt de nacht gezellig kwebbelend en muziekdraaiend voor hun tent door. Steeds als ze in een lachsalvo losbarsten, schrikken Marijke en ik wakker. Ik word steeds bozer en diverse keren brul ik vanuit de tent: ‘Kan het wat stiller!’ Om drie uur ’s nachts is voor mij de maat vol en stap ik gekweld op ze af. ‘Kunnen jullie niet ophoepelen en een eind verderop gaan feestvieren’, vraag ik. Twee knullen bieden mij een wijntje aan, maar afgezien van het feit dat ik niet drink, heb ik helemaal geen zin in die gezelligheid. ‘Kijk,’ zeg ik opgefokt, ‘mijn vriendin en ik hebben de hele dag gefietst en zijn doodmoe, doe ons een plezier en ga even verderop zitten.’ Aan mijn verzoek geven ze gehoor, zodat Marijke, ik en wellicht nog veertig andere kampeerders eindelijk kunnen gaan slapen. De volgende ochtend zijn de herrieschoppers ook vroeg op. Na een paar hartstochtelijke zoenen nemen de jongens afscheid van hun vakantieliefdes die weer terug moeten naar hun vaderland.
Nederlanders zijn in groten getale vertegenwoordigd, met enorme stacaravans, grote BMW’s en klierende kinderen voor de deur. Om zo min mogelijk het idee te hebben dat ze van huis zijn hebben ze een satellietontvanger aangeschaft, om vooral niet Goede Tijden, Slechte Tijden te hoeven missen. Sommige gedeelten van de camping lijken wel een getto; Nederlanders bij Nederlanders en Duitsers bij Duitsers.
Vaker dan mij lief is, eet ik varkensvlees. Gelukkig is er wel keuze: Wienerschnitzel, Jägerschnitzel, Schnitzel mit Pilzen of Zigeunerschnitzel. In een ‘Gaststätte’ loopt het hoogbejaarde echtpaar zich de sloffen uit het lijf, het is dan ook ongekend druk. Van de zeven klanten willen er vijf een maaltijd. Ik krijg per ongeluk de schnitzel van een ander stel en ook de drankjes worden verwisseld; het komt de gezelligheid ten goede. Als Marijke ook nog eens een vegetarische maaltijd bestelt, komt de vrouw des huizes zelf maar even vragen wat de bedoeling is. Zoals zo vaak is een vegetarische maaltijd een probleem. Uiteindelijk krijgt Marijke van de oude baas een omelet met champignons en patat plus salade voorgeschoteld. Waar we vandaan komen, vraagt hij dan. ‘Aus Holland’, zegt Marijke, waarop hij achter de bar wat rommelt en even later een bandje met Tulpen uit Amsterdam laat horen. Zucht.
De grens met het voormalige Oost-Duitsland is nog steeds onmiskenbaar aanwezig. Midden in een braakliggend stuk niemandsland verrijzen verlaten wachttorens. Zo ver als het oog reikt staan tientallen betonnen palen waartussen vroeger prikkeldraad was gespannen. Het biedt een troosteloze aanblik.
Het mooie weer hangt ons inmiddels de keel uit. De temperatuur schommelt rond een graad of dertig en dat in combinatie met heuvel-op, heuvel-af maakt het fietsen er niet aantrekkelijker op. Ik voel me soms net een jojo; ben je boven, moet je weer naar beneden om meteen weer op de trappers te gaan staan om de volgende bult te halen. Wat mij betreft mag het wel weer een keer gaan regenen. Marijke heeft er nog meer de balen van dan ik. Buiten adem houden we halt in het karakteristieke dorpje Frankenheim en ploffen bezweet neer op een bankje. Aan het pleintje staan huizen, waarvan de daken en muren zijn bedekt met schubvormige platen, gemaakt van een soort asbest. De gevels zijn vaak versierd met prachtig houtsnijwerk. Dit valt echter bijna niet op, want de grauwe huizen lijken in geen tijden te zijn schoongemaakt. Maar misschien is daar geen beginnen aan; de vele Trabantjes en Wartburgs die over de klinkers rijden, laten een enorme walm achter. Op de stoepen staan veel semi-antieke stoven te wachten tot ze afgevoerd worden. De oost-Duitsers gaan over op gasfornuizen.
Ik koop in een winkeltje twee blikjes frisdrank. Ze zijn hier goedkoper dan in het westen, in plaats van één euro betaal ik nu een halve. Een west-Duitser vertelt ons dat oost-Duitsland op dit moment een van de goedkoopste vakantielanden is van Europa. Als gevolg van de eenwording moet elke west-Duitser een aanzienlijk percentage van zijn inkomen afstaan ten behoeve van het oosten. Bovendien is de werkloosheid op slag gestegen, wat op den duur de fascisten in de hand zou kunnen spelen, voorspelt hij.
Buiten het dorp houden de klinkers op. Het wegdek is geasfalteerd, maar vertoont erg veel kuilen. Hierdoor is het wel net zo verstandig om niet lukraak naar beneden te sjezen, zodat we vaker dan ons lief is in de remmen knijpen. Door de hitte plakt bovendien het asfalt aan onze banden. Soms betrap ik mij erop dat ik een achteropkomende brommer verwacht. Mis, het blijken stinkende Trabantjes te zijn, die bijna hetzelfde geluid maken.
Tot onze verbazing hebben we nog altijd geen spierpijn of zadelpijn. Dan zijn de duizend kilometer die we de weken voorafgaande aan ons vertrek hebben gefietst toch nog ergens goed voor geweest. De fietsen houden zich kranig en het opzetten van de tent is ondertussen routine geworden. Na het mooie bosrijke Thüringen fietsen we naar het oosten. De heuvels zijn langzamerhand bergen geworden en hellingen van tien procent zijn geen uitzondering. Ik fiets meestal vooruit en wacht bovenaan op Marijke. In tegenstelling tot tegen de wind in fietsen weet je bij klimmen altijd wel waar je het voor doet. Want als beloning voor het uitputtende klimwerk worden we getrakteerd op een prachtig vergezicht met een veertig kilometer lange afdaling als toegift.
Dat we ondertussen in het Ertsgebergte zijn aangekomen, wordt al snel duidelijk. De metaalertsen die hier gewonnen worden, gaan vaak rechtstreeks naar een van de vele smederijen en bronsgieterijen. Voor veel bedrijfjes hangt een gietijzeren afbeelding van een aambeeld of loodgieter. De meeste dorpjes liggen in komvormige dalen en hebben leuke kerkjes met ui-vormige torentjes. Helaas hobbelen we veelvuldig over kasseien en trappen we ons op de hellingen de longen uit het lijf, maar de groene omgeving maakt veel goed. We zien onderhand blauw van de ademnood, rood door de onbarmhartig schijnende zon en groen van al die dorpsnamen: Grünbach, Jagergrün, Friedrichsgrün en Rittersgrün.
Het prachtige zomerweer kan niet eeuwig duren. Als ik ’s ochtends de regen op ons tentje hoor kletteren, stel ik maar voor om nog even een half uurtje te blijven liggen in de hoop dat het misschien opklaart. Dit blijkt echter ijdele hoop.
Uren later regent het nog steeds en mede door het opspattende water van de passerende auto’s zijn we doornat. Bij elke omwenteling van de trappers soppen de voeten in de schoenen. Ik veeg de regendruppels van mijn voorhoofd die in mijn ogen dreigen te lopen. De regenponcho’s helpen niet zoveel. Ze houden de regen wel voor het grootste deel buiten, maar het zweet kan nergens heen. Daarom zijn we binnen net zo nat als buiten. Ook het fietsen is veel zwaarder. De poncho’s zijn erg windgevoelig; bij afdalingen moeten we vaak in de remmen knijpen omdat een rukwind je zo voor een auto kan duwen. De stukjes die we moeten klimmen, zijn vandaag sowieso veel zwaarder dan gewoonlijk omdat we stroomopwaarts fietsen; het regenwater stroomt op het wegdek in brede stromen naar beneden.
Doorweekt komen we ’s avonds aan in Annaberg Buchholz en zoeken een hotel. De prijs valt mee, slechts tien euro per nacht. We krijgen een driepersoonskamer en kruipen onder de schone lakens. Toch wel weer eens lekker na twee weken in een slaapzak te hebben geslapen.