Elk jaar fietsen Vakantiefietser-eigenaar Eric en zijn partner Carla een paar maanden ergens op de wereld. Meestal rond de evenaar of het zuidelijk halfrond in verband met het betere weer.
Dit jaar kozen ze voor zuid-Italië. En ze doen twee dingen anders; Carla rijdt weer op haar ‘gewone’ fiets zonder trapondersteuning en zij moest van Eric een lege fietstas meenemen voor een verrassing…
Een lege tas
We zijn vertrokken. Meestal nemen we wat spullen mee om te testen, maar ik heb Eric er nog niet over gehoord. Wat ik wél mee moet nemen is één lege achtertas…
Eén lege achtertas… Waar is dat voor?
“Dat zul je wel zien”, zegt Eric twee weken voor vertrek geheimzinnig.
Even is er nog sprake van dat we weer naar Griekenland gaan. “Nou, dan hoeft die lege tas niet mee” bromt Eric. De verrassing hoort echt in en bij Italië en in Griekenland gaat die vlieger niet op.
Hm, wat zou het zijn? De afgelopen weken heb ik al het een en ander bedacht: gaan we in Italië verschillende producten voor de winkel kopen om uit te proberen om later in het assortiment op te nemen?
Of gaan we naar verschillende wijn- en limoncello proeverijen, zoals de laatste reizen in Argentinië en Chili, en wordt die tas langzaam gevuld met heerlijke drankjes? Ik denk het niet. We gaan door behoorlijk heuvelachtige gebieden fietsen, en dat gewicht zal Eric mij niet aandoen denk ik.
Pasta’s dan? Dan vult die lege tas zich langzaam met verschillende soorten pasta’s en kruiden.
Het frustrerendste is dat de helft van het personeel weet waar die lege fietstas voor is, maar zij houden hun mond stijf dicht.
Afijn, ik ben dus vandaag het vliegtuig in gestapt met alleen handbagage. De ene lege achtertas in de andere gedaan. Ik begin nu wel heel nieuwsgierig te worden.
Hebben jullie enig idee wat er in die lege tas gaat komen?
Eén week onderweg, of eigenlijk vier dagen
We doen het de eerste week op z’n Italiaans, dus rustig aan.
Het eerste dat opvalt is dat in de middag vrijwel alles gesloten is, op de kerken na. De meeste Italianen houden dan siësta, ook nu het helemaal niet écht warm meer is. Dan denk je: ze zullen wel vroeg open gaan. Nou nee hoor. Geen bakkertje te vinden die om acht uur open is. En pas in de late namiddag komt iedereen weer een beetje op gang. Tot acht uur ‘s avonds. Dan gaan de winkels al weer dicht en de restaurants gaan dan pas open. Wij moeten hier erg aan wennen en moeten goed vooruit denken wat we overdag nodig hebben. Of zijn wij in Nederland verwend met openingstijden van, met name, de supermarkten?
Zoals gezegd, doen we rustig aan. Eric heeft een bizar druk jaar achter de rug. Na een ‘aanslag’ op ons leven door een vallende dode palmtak fietsen we in een dag door het saaie landschap van Brindisi naar Lecce en nemen een rustdag in het prachtige middeleeuwse centrum. Er wonen zowaar ook nog gewoon mensen temidden van de musea en heel veel kerken; de ene nog mooier dan de andere. Lecce wordt wel de barok-hoofdstad van Italië genoemd. Bekijk de foto’s maar.
Daarna fietsen we langs de spectaculaire rotskust van de Adriatische zee. De badplaatsen zijn uitgestorven. Veel Italianen hebben hier een tweede huisje waar ze ’s zomers verblijven. Nu zijn het kille spookstadjes.
In de kathedraal van Otranto bevindt zich een mozaïekvloer die op de Unesco werelderfgoed staat. Ook bevindt zich er een macabere kapel. In 1480 richtten de Ottomanen een waar bloedbad aan onder de 800 bewoners die zich niet wilden bekeren tot de islam. Hun schedels en botten bevinden zich in 7 kasten in de kapel. Regelmatig komen we resten van de Ottomaanse overheersing tegen.
Iets ten zuiden van Otranto bevindt zich een verlaten bauxietmijn. Het schijnt dat je in het meertje dat er in is ontstaan kunt zwemmen. We hebben het niet geprobeerd.
Na drie fietsdagen houden we rust in het centrum van de historische stad Gallipoli. De basiliek van Gallipoli doet niet onder voor menig kerk in Rome. Schilderijen van de ten hemel opstijgende Maria en de naamgeefster van de basiliek, martelares en heilige Agata, van de hand van Giovanni Andrea Coppola zijn alom aanwezig. Maar sinds de bekendwording van de talloze schandalen met kinderen binnen het instituut ‘Katholieke Kerk’, bewonderen wij toch met zeer gemengde gevoelens deze pracht en praal.
Eric loopt in zijn korte broek door de basiliek. Een oude man wijst hem in vloeiende Engels erop dat dat niet gepast is. Eric gebaart naar een groot kruis boven het altaar en de man die daar hangt en slechts een lendendoekje draagt. “Zou hij dan ook geen lange broek moeten dragen?”
Op de schilderijen is meer blote huid zichtbaar dan stof. Eric kan het niet nalaten: “Of zijn de priesters bang dat ik ze met mijn mooie benen in verleiding breng?”
Oh ja, jullie zijn natuurlijk reuze benieuwd waarom ik die lege tas mee moest nemen. Daar komen we later nog op terug.
De Apennijnen over –deel 1
Het is weer tijd voor een update. Veel te laat naar mijn zin, maar op de een of andere manier lukte het de afgelopen weken niet om te schrijven. De Italiaanse stadjes zijn zó mooi en het Italiaanse leven zó ‘dolce’, dat we al onze vrije tijd nodig hebben om er volop van te genieten.
Maar de Apennijnen zijn ook pittig om te befietsen. Niet hoog, maar korte, felle klimmetjes wat behoorlijk wat energie kost. We haalden daardoor een aantal keren een geplande etappe niet.
Maar we genieten als vanouds, en daar gaat het uiteindelijk om beste lezers. Toch?
Vanaf Gallipoli fietsen we nog een tijdje langs de kust waarna we in de laatste kilometers naar Martina Franca naar 400 meter klimmen. Het is een tip van de dochter van de eigenaar van het Aparthotel in Gallipoli om daar te verblijven, in plaats van in het toeristische Alberobello. Dat had ik namelijk zo gepland omdat Alberobello ‘Trulli-hoofdstad’ van Italië is. Nu zul je vragen: ‘Wat is in hemelsnaam een Trulli’, maar daar kom ik zo op.
Eerst Martina Franca: een pareltje. Niet heel toeristisch, maar wel goede B&B’s en restaurantjes. Een vestingstadje, ontstaan rondom een religieuze nederzetting, zoals zoveel stadjes zijn ontstaan. De smalle kronkelige straatjes, vrijwel auto- en scootervrij, met witgekalkte huizen doen je in de middeleeuwen wanen. Maar achter de gevels is het modern en goed verzorgd. Dat maakt het verblijf aangenaam en ook dat je er langer zou willen blijven.
Maar ja, die Trulli-huisjes. Die blijven ook een magische aantrekkingskracht op ons uitoefenen, dus fietsen we twee dagen later richting Alberobello. Niet ver buiten Martina Franca zien we al gelijk het eerste Trullihuisje. Het zijn huisjes met meestal drie ronde puntdakjes, de ene wat groter dan de andere, met een soort van antenne op de punt. Dat is waarschijnlijk de sluitsteen. Een Teletubbie landschap, zo kan ik het het beste omschrijven. De gerestaureerde huisjes zijn eigenlijk allemaal wit. De (nog) niet gerestaureerde grijs. De huisjes werden in het verleden zonder cement gebouwd zodat ze snel konden worden afgebroken als de belastinginspecteur langs kwam.
“Een huis? Nee hoor, hier staat geen huis. U ziet toch alleen maar een hoop stenen hier. Daar hoef ik toch geen belasting over te betalen?”
Alberobello is inderdaad heel toeristisch. We zijn blij met de tip om daar niet te verblijven. We fotograferen de massa’s toeristen en fietsen fijn weer verder door Trulli landschap.
Massafra, dat door een diepe kloof opgedeeld is, is ons volgende doel. Maar we eindigen de dag 20 kilometer verder, in Palagianello. Dat is nog wel even spannend, want het wordt al donker als we op een unheimische onverharde weg, parallel aan de snelweg, terecht komen. Schimmige onderdoorgangen maken het gevoel er niet vertrouwder op. Gelukkig zijn het slechts de spreekwoordelijke beren en komen we veilig in Palagianello aan.
Ons volgende reisdoel is Matera. Ik vraag de eigenaar van de B&B:
“Ik zie hier een blauwe stippellijn lopen. Is dat een begaanbare weg?”
“Ja zeker”, zegt de man resoluut. “Dat is een fietspad.” Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is! Wij zijn zeer verbaasd en aangenaam verrast.
En inderdaad: de eerste twintig kilometer fietsen we over een voormalig spoorwegtraject. Een zeer geleidelijke, aangename klim over gravel. Enorme boogbruggen overbruggen diepe kloven. Helaas is men nog bezig de rest van het traject geschikt te maken voor fietsers.
Tot in de jaren ’50 van de vorige eeuw was het zuiden van Italië een volledig vergeten streek en woonden veel mensen in grotten, waar ze weliswaar muren voor de ingang gebouwd hadden om wind en regen buiten te houden, maar zonder enige vorm van voorzieningen als sanitair en elektriciteit.
Onze gids Paola vertelt tijdens een rondleiding door Matera dat haar ouders nog in zo’n grotwoning geboren zijn. Ze wijst ons het huis van haar grootouders.
Nadat de regering in Rome het gebied en de stad eindelijk ‘zag’ werd er geld vrij gemaakt om de bewoners uit hun miserabele omstandigheden te ‘redden’. Maar de grotwoningen werden niet gerenoveerd en van voorzieningen voorzien. Er werden nieuwe huizen gebouwd in een ander deel van de stad en de grotbewoners moesten verplicht verhuizen. De hele sociale structuur van de coherente samenleving viel uit elkaar. De mensen stierven door het verlies van de sociale contacten hopeloos ongelukkig. De voormalige grotwoningen zijn inmiddels UNESCO Werelderfgoed en trekken jaarlijks miljoenen toeristen. En dat worden er de komende tijd alleen noch maar meer, daar de openingsscenes van de nieuwste James Bond film ‘No Time to Die’ hier zijn opgenomen.
Dan begint het klimmen pas echt. En de regen ook. Helaas zijn de witte weggetjes op onze navigatieapp niet altijd van dezelfde kwaliteit. Soms zijn het zulke mooie wegen dat het eigenlijk gele wegen zouden kunnen zijn. Maar dan blijkt een wit weggetje een onverhard, blubberig bospad te zijn.
En dat laatste overkomt ons dus op een regenachtige dag. Ik heb nog nooit zóveel klei aan mijn fiets zien kleven. Het kost veel tijd om de fietsen weer enigszins rijdbaar te krijgen. De laatste twee uur fietsen we daardoor in het donker en in de stromende regen naar het op 500 meter hoogte gelegen Grassano. Bij het hotel dat we op het oog hebben is alles donker; het is gesloten. Als we onze fietsen een paar blokken de hoofdstraat in geduwd hebben naar een ander onderkomen, stopt er een man in een auto. Hij vraagt Eric wat we aan het doen zijn.
“Wacht maar even. Ik parkeer mijn auto, en dan zal ik wel even bellen”.
Na een paar minuten komt hij inderdaad terug, opent de deur van zijn huis en nodigt ons uit om binnen te komen. We slaan dat af. We zijn gewoon te nat, en te vies van de klei om met goed fatsoen naar binnen te gaan.
De man belt met de eigenaar van het hotel, en drie minuten later stopt er een auto voor de deur.
“Inderdaad, wij zoeken een onderkomen voor één nacht. Kan dat?”
De man in de auto gebaart dat we mee moeten komen, dus we rollen de hoofdstraat weer af, naar het hotel. De man opent de garagedeur zodat we onze fietsen naar binnen kunnen rijden. We verontschuldigen ons voor de klei die we meebrengen. Hij brengt ons vervolgens naar boven, naar een heerlijk appartement, met een warme douche en centrale verwarming. We kunnen al onze natte spullen drogen . En tot onze grote verbazing is er ook nog een goed restaurant open, waar we heerlijk kunnen eten. Maar vóór we gaan eten kopen we nog een mooie fles wijn die we bij de mijnheer die gebeld had als dank af te geven.