De uitlopers van het Ertsgebergte vormen de natuurlijke grens met Tsjechië. We fietsen verder door het glooiende akkerlandschap. Omdat een camping ontbreekt, moeten we vanavond vrijkamperen. We gaan boodschappen doen en al in het eerste winkeltje waar we binnenstappen, worden we geconfronteerd met het Tsjechisch, een vreemde taal die we absoluut niet kunnen thuisbrengen. Voor anderhalve euro kopen we snoepgoed, fruit, aardappels en rode kool. In een slagerij kies ik het eerste het beste stukje vlees uit dat mij bekend voorkomt: een schnitzel. De bidons vullen we met water, zodat we genoeg hebben om te koken en ons een beetje te wassen. Een uur voordat het donker wordt, zetten we de tent op in een weiland, waarbij we er voor oppassen door niemand te worden gezien. Als er eenmaal nieuwsgierigen komen kijken, slaap je niet meer zo lekker. Na een goede maaltijd te hebben gekookt op de benzinebrander, kruipen we de slaapzak in en genieten van de rust.
In gedachten ga ik terug naar onze eerste reis naar Thailand. Na een lange dag fietsen waren we blij op het strand een idyllisch plekje voor de tent te vinden. Tropisch was het zeker met de bruisende zee waarin vissersbootjes dobberden en de kustlijn met een eindeloze rij palmbomen. Op het strand lagen stukken wrakhout en gevallen kokosnoten. Verderop stonden simpele houten hutjes langs het strand. Nieuwsgierig kwam iemand op ons af en bleef op vijf meter afstand onder een palmboom zitten. Terwijl Marijke en ik de tent inruimden, kwamen schijnbaar uit het niets nog meer toeschouwers die zich rond de tent schaarden als een levend kordon. Ze kwebbelden honderduit in het onbegrijpelijke Thais en keken toe hoe we ons potje kookten. Ik kreeg het op mijn heupen van al die mensen en voelde me niet op mijn gemak. Met een gebaar van ‘doe me een plezier en hoepel op’, probeerde Marijke ze weg te sturen. Het mocht niet baten; ze lachten alleen maar vriendelijk, deden een pas naar achteren en gingen gehurkt in het mulle zand zitten. Het leek Artis wel; zij keken naar de aapjes en de aapjes keken naar hen. Terwijl ik wat gekookte rijst naar binnen werkte, viel me op dat veel van de toeschouwers ouderen waren. Ze vormden een verzameling gerimpelde gezichten, eeltige handen en onpeilbare ogen. Wat waren ze eigenlijk arm gekleed in hun simpele katoenen omslagdoeken en teenslippers.
Binnen tien minuten werd het donker, zodat we, voordat de malariamuggen zouden aanvallen, de tent ingingen. Goed en wel in de lakenzak kwamen ze dichterbij en begonnen te spelen met de derailleurschakelaars van de fietsen. Uitgeput door de zware fietstocht viel ik in slaap, maar schrok vaker dan me lief was wakker van sluipende mensen rond de tent. Een paar keer ritste ik de tent open om te kijken of de fietsen er nog wel stonden. ‘De tent opzetten op een plek waar mensen je kunnen zien, doen we nooit meer’, hebben we toen besloten.
Drie dagen brengen we door op een camping in Praag. We laten ons door tram 7 het centrum inbrengen. ‘Praha’ wordt in onze reisgids aangeduid als één van de mooiste hoofdsteden van Europa, en met recht. Goethe noemde Praag zelfs ‘de mooiste steen van de wereldkroon’. De Tsjechische hoofdstad ligt in een pittoreske vallei waardoor de Moldau stroomt. Er zijn prachtige gebouwen en monumentale panden: ontelbare kerken, kathedralen en zelfs een paar kastelen. De gevels van de woningen zijn vaak versierd met barok- en gotische elementen, die door de walmen van de industrieën met een zwarte roetlaag zijn bedekt. Veel historische gebouwen worden gerestaureerd en soms worden zelfs hele straten aangepakt. Er is altijd een beleid gevoerd om het centrum zijn oorspronkelijke karakter te laten behouden. Voor mijn gevoel heeft Praag veel weg van Parijs, met dit verschil dat hier minder verkeer rijdt en dat de straten er netter uitzien. Vanuit bijna elk willekeurig punt in de stad kun je het Praagse kasteel op een heuvelrug zien liggen. Dat is het politieke centrum en de officiële residentie van president Havel. Het gebouwencomplex bestaat onder meer uit een kathedraal, een zomerpaleis, een historisch museum en nog wat andere musea. We slenteren genietend uren door de broeierige stad. Het is geen Praagse lente maar een Praagse zomer. Moe en dorstig ploffen we neer op een terras en observeren onder het genot van een drankje de flanerende voorbijgangers. Er zijn straatverkopers met blikjes frisdrank, sieraden en tekeningen. Net als in Amsterdam zijn ook hier straatmuzikanten, die de gezellige sfeer compleet maken.
Toch zijn we wel weer blij als we langs de oevers van de Moldau de stad uitfietsen. Ik fluit hardop Die Moldau van Smetana en vraag me af waarom de Tsjechen de rivier toch eigenlijk ‘Vlatva’ noemen. Op de kaart ziet zo’n weg langs een rivier er aantrekkelijk uit. In werkelijkheid blijkt er zoveel industrie te zijn dat de eerste vijftien kilometer eerder een kwelling vormen dan een genot. Des te intenser genieten we daarna van de omgeving. De Moldau stroomt door een dal dat door beboste hellingen is omgeven. We fietsen dwars door de Bohemen. Deze vormen een mooie combinatie van boerderijen, bossen en leuke dorpjes die langzaam in elkaar overvloeien. We krijgen de indruk dat Tsjechië best een rijk land is. De huizen en wegen zijn beter onderhouden dan in oost-Duitsland, de verkeersdrukte daarentegen is een stuk minder.
Dat ook de Tsjechen van kamperen houden, blijkt wel op een echte volkscamping bij het Meer van Lipno. Iedereen heeft voor de tent of caravan een flinke lading sprokkelhout neergelegd. Als de zon onder is wordt dit aangestoken en zingen de Tsjechische families rond het kampvuur liederen, onder het genot van flessen sterke drank.
Nadat we naar de wereldomroep hebben geluisterd vragen we ons – zoals elke avond – af of we wel alle producten uit de cirkel van vijf hebben gegeten, dus brood, vlees, verse groente en fruit, aardappels en melkproducten. Dit ritueel herhalen we elke dag om er zeker van te zijn dat we goed eten. Uit ervaring weten we dat eten volgens de schijf van vijf noodzakelijk is om lange afstanden te kunnen fietsen. Vandaag hebben we geen groenteman kunnen vinden en hebben zodoende geen fruit gegeten. We nemen ons voor om morgen goed uit te kijken.
Als we de volgende avond een restaurant binnenstappen en plaatsnemen achter een ruwhouten tafel, worden twee grote glazen bier voorgezet. Dat is nu eenmaal de drank die volgens de nationale gewoonte bij de maaltijd hoort. Omdat de Tsjechen altijd ’s middags warm eten – zoals in zoveel zuidelijke landen – is er ’s avonds een beperkte spijskaart. Voor een euro krijgen we toch nog een smakelijke forel met verse groente en aardappeltjes voorgeschoteld. Het toetje is een stuk ananas met slagroom, mmmm…
Terug op de camping nodigen onze Oostenrijkse buren ons uit voor een kop thee. Wanneer ze horen dat we bezig zijn aan een halve wereldreis en ook door hun land zullen trekken, geven ze een leuke tip. Langs de Donau loopt een honderden kilometers lang rijwielpad, wat volgens hen de mooiste route is om door Oostenrijk te fietsen. Je kunt in Linz bij het station een fiets huren, een tocht van een paar dagen langs de Donau maken en hem vervolgens in Wenen weer inleveren. Ze vertellen nog welke plaatsen in Wenen we zeker moeten bezoeken en dan barst een bui los. Het zat er aan te komen, want het was drukkend warm vandaag.