Bulgaarse yoghurt
Dat het met Bulgarije beduidend beter gaat dan met Roemenië, blijkt vlak over de grens, in Silistra. De mensen lopen in nette kleren, er zijn veel winkels en vooral de knusse terrasjes maken het aangenaam. Je kunt nu rustig op je kont zitten, zonder lastig te worden gevallen met de typisch Roemeense vraag `Deutsche Marken wechselen?’ Als we een menukaart krijgen, is het ons ècht duidelijk dat we in een ander land zitten. In eerste instantie denk ik dat ze de kaart in spiegelbeeld hebben gedrukt, maar herinner me dan dat dit het cyrillisch schrift wel zal zijn dat ze in Bulgarije en Rusland hanteren.
De serveerster spreekt een piepklein beetje Duits; misschien worden we daarom opgezadeld met een schnitzel en patatjes. In een winkel kopen we voor het eerst in weken boter, een versgebakken wit brood en een pot jam. Ook vandaag nemen we eenmulti-vitaminetablet, want voor de vijfde achtereenvolgende dag hebben we weer geen melk gedronken noch vers fruit en groente gegeten.
De melkachterstand is zo ingehaald. Bij een klein winkeltje loopt een aantal mensen naar buiten met grote witte plastic bekers. `Dat lijkt wel melk’, zeg ik verheugd tegen Marijke. Het water loopt me in de mond. Marijke stapt naar binnen en koopt zo’n beker. `Bulgaarse yoghurt’, roep ik verheugd als ze hem heeft geopend. Suiker is niets eens nodig, want de yoghurt smaakt zalig: dik, romig en zacht van smaak.
Intelligente ezel
Het Bulgaarse binnenland is saai; glooiende wegen lopen tussen eindeloze maïs- en zonnebloemvelden door. In tegenstelling tot Roemenië worden hier de wagentjes getrokken door ezels. Dat het betrouwbare beestjes zijn, blijkt wel als we een hooiwagen zien aankomen. Op de bok zit een slapende boer die het ezeltje gewoon zijn gang laat gaan. Als de hooiwagen door een toeterende auto wordt ingehaald, schrikt de ronkende boer niet eens wakker en blijft de ezel doodgemoedereerd aan de rechterkant van de weg lopen. Zie je wel, ezels zijn zo dom nog niet.
Uitersten
De dorpjes lijken uitgestorven, misschien omdat het zaterdag is. Wat dat betreft vallen we in de kustplaats Albena in het andere uiterste. Het is het droomvoorbeeld van een badplaats die geheel voldoet aan de behoeften van de moderne toerist. Albena bestaat uit moderne witte gebouwen en schone straten. Er zijn veel restaurants, winkels en tientallen luxe hotels. Op de stoep staan kraampjes met schilderijen, speel- en snoepgoed, en zelfs een ijscoman. Het strand mag er ook zijn: schoon zand, gratis parasols met strandstoelen en om de tien meter douches. Zelfs een kindercrèche ontbreekt niet. De warme hoge golven van de Zwarte Zee maken het ideaalbeeld compleet. Bij een van de eettentjes bestellen we pannekoeken. Voor het eerst in twee weken is er ook weer eens fruit te koop. We vermoeden dat Albena niets anders is dan een groot staatsbedrijf. Al het bedienend personeel is onberispelijk gekleed en er worden vaste prijzen gehanteerd. Engels en Duits zijn hier de voertalen. De doorsnee Bulgaar zie je hier niet. Als ik in een restaurant vraag waar we Bulgaarse yoghurt kunnen kopen, wordt ons vermoeden bevestigd. `Er is in het stadje een kruidenier, maar die mag alleen aan Bulgaren verkopen. Toeristen worden geacht in een van de restaurants te eten’, zo verklaart de kelner. Voor één dag is het wel leuk om hier te zijn, maar het is niet het echte Bulgarije.